Ik voel de frustratie en boosheid in mijn lijf gestaag aanzwellen en speur naar de milliseconde die ik nodig heb om de presentatie te onderbreken. Ik kan het niet meer aanhoren, kan het niet meer aanzien. Wat een gebroddel, wat een gepruts, wat een respectloze vertoning.
We zitten in de afsluitende bijeenkomst en de werkgroep presenteert zijn ideeën. Het Management Team luistert braaf, deze werkgroep heeft onder onze externe begeleiding gedurende de afgelopen weken intensief nagedacht over het belangrijkste probleem van het bedrijf: meer betrokkenheid creëren bij de medewerkers. De MT-leden verbergen hun teleurstelling – tevergeefs alle inspanningen van de afgelopen weken, en blijven met gefingeerde interesse luisteren en kijken naar de gênante vertoning.
Ik wil dat er een einde komt aan deze lijdensweg, spring uiteindelijk in de nanoseconde stilte, en vraag hoeveel slides en tijd ze nog nodig hebben. Helaas, mijn boodschap wordt niet begrepen.
Jean Paul voert het woord namens de groep, dat wil zeggen hij leest letterlijk voor wat er op de slides staat. Energieloos zit hij in zijn stoel en zijn monotone gebrom is precies wat je nodig hebt als je aan insomnia lijdt. Hij hapert, vertelt er niets bij of omheen, en elke diepgang ontbreekt. Even later val ik bijna van mijn stoel als Jean Paul luchtig vertelt dat hij pas vanochtend het verzoek heeft gekregen om deze presentatie te doen, de geplande presentator was plotsklaps verhinderd, een veeg teken. Om het fiasco helemaal compleet te maken, vertelt hij daarna doodleuk dat hij de laatste werkgroep bijeenkomst waar dit alles is bedacht, heeft gemist. Hoe geniaal en engaged allemaal!
Op het eind van de meeting doen we een uitcheck rondje. Ik besluit moedig te zijn en er niet omheen te draaien. Ik vertel dat ik verbijsterd ben over de presentatie. Dat ik mijn kinderen, als ze een spreekbeurt geven op school, meegeef er iets leuks van te maken. Dat als ze op het podium staan, als iedereen naar hen luistert, voor een beetje vermaak en schwung te zorgen. En dat ik hiervan vandaag niets, maar dan ook helemaal niets heb gezien.
Dat mijn beeld was dat het MT te weinig doet om de betrokkenheid te vergroten. Dat is gekanteld, nu heb ik ervaren waar de medewerkers staan als het gaat om betrokkenheid en communicatie.
Ewout knijpt zijn ogen een beetje dicht, zijn gezicht wordt strak en hij leunt voorover. De aankondiging van een scherp betoog. Hij is mijn partner, collega-adviseur en we zijn samen net een bedrijfje gestart, omdat we beide overtuigd zijn van dezelfde filosofie: faciliteren dat er moedige gesprekken worden gevoerd. Zorgen dat er gezegd wordt wat er gezegd moet worden, doorbreken dat er omheen wordt gedraaid. Ik heb net mijn klantverhaal van de dag ervoor met hem gedeeld. Mij heeft het niet ontbroken aan moed, dus ik verwacht zijn instemming.
‘Wij zijn partners, wij zijn een team, in lijn met onze filosofie vertel ik je wat ik ervan vind, begint hij. ‘Gisteren was de oude André aan het werk, de expert adviseur die hen eens even vertelt wat hij ervan vindt. Je hebt de kans laten lopen om ze met elkaar in gesprek te brengen, zodat ze het moedige gesprek met elkaar kunnen voeren. Een terugval, jij wou de held spelen en daarmee heb je ze een collectieve leerkans ontnomen. Foute moed.
Ouch, gebroddel, ook van deze adviseur.
André Wouters